Vossenbes (Vaccinium vitisidaea)
Laten we beginnen met een korte beschrijving van deze dwergstruik (halfheester) die familie is van de heideplanten zoals struikheide, dopheide, lepeltjesheide, kraaihei, blauwe bosbes en veenbes. Ons winterhard (tot -22° Celsius) plantje heeft leerachtige blaadjes die aan de bovenkant donkergroen zijn en aan de onderkant lichtgroen met donkere puntjes. De bladranden krullen naar beneden om. Al deze glanzende blaadjes hebben een langwerpige of omgekeerd-eironde vorm. Als bodembedekker groeit dit struikje (10 – 40 cm.) met zijn soortgenoten dicht opeen zodat ze samen een groot stuk heide, veen- of bosgrond kunnen bedekken.
In het voorjaar krijgt de vossenbessenstruik witroze, klokvormige bloempjes. Na bestuiving ervan door vlinders, bijen en hommels rijpen die tot knikkerronde witte besjes. Vanaf juli tot en met oktober worden deze vruchtjes van buiten vuurrood. Van binnen blijven ze wit met talloze fijne pitjes erin. Mensen bij wie de felrode kleur van de besjes meteen opvalt, noemen die daarom algauw rode bosbessen. Deze in het oog springende kleur is een teken dat de besjes volrijp en dús eetbaar zijn. Maar als we die rauw in onze mond steken, smaken ze nogal zurig zoet. Ja, en ook een tikkeltje bitter.
Dat komt omdat er veel looistof, galluszuur en chinazuur in zit. Vandaar dat wij deze besjes het liefst oppeuzelen met veel suiker erop. Of we maken er gezoete bessenmoes van. In dat geval noemen we het vossenbessenjam. Hmmm, wat lekker! Vooral als we die eten in combinatie met kaas, wild (hert, everzwijn, haas) of gevogelte (fazant, gans, eend). In Wenen wordt de Wiener Schnitzel steevast opgediend met een kommetje vossenbessenjam ernaast. En in Warschau wordt deze jam geserveerd met bloedworst. Da's pas smullen.
Vossenbessen zijn het lekkerst als de vorst er even overheen geweest is. Trouwens, van alle bessensoorten blijven vossenbessen het langst vers. Bovendien smaken ze niet alleen verfrissend maar zijn ze ook oergezond! Dankzij de vitamines C, B1, B2, B3 en β-caroteen erin. Verder hebben onze verre voorouders ooit ontdekt dat vossenbessensap prima werkt tegen een aantal lichamelijke ongemakken zoals buikloop, keelpijn, hoesten en blaasontsteking.
Geleerden in de plantkunde (botanici) hebben met elkaar afgesproken dat er voor iedere plantensoort een tweedelige naam bedacht moet worden. In het Latijn wel te verstaan. Want deze taal is sinds de middeleeuwen nu eenmaal de taal van de wetenschap. Zo weet iemand die geen Nederlands kent meteen wat voor plant het is, als we het hebben over vaccinium vitis-idaea. Het woord vacinium is een samentrekking van vacca (koe) en baccinium (bes). Het betekent dus letterlijk koeienbes. Ook Engelstaligen spreken van cowberry. Blijkbaar hebben mensen al in het verre verleden gezien dat koeien graag van deze rode bosbesjes snoepen. Maar wij in Nederland weten ook dat vooral vossen er dol op zijn. Vandaar dat wij het hebben over vossenbessen. Net als de Zwitsers trouwens. Want die noemen het Fuchsbeeri.
De toevoeging vitus-idaea achter de naam vacinium betekent letterlijk: druif die groeit op de berg Ida te Kreta. Deze mythologische toevoeging is typisch zo'n privébedenksel van Carl Linnaeus (Carl von Linné, 1707-1778). Het is overigens deze Zweedse plantkundige geweest die in 1753 het tweedelig plantennamenstelsel (binominale nomenclatuur) wereldkundig gemaakt heeft. Sindsdien wordt deze wetenschappelijke naamgeving van planten tot op de dag van vandaag in alle landen gebruikt.
Waar groeien vossenbessen?
Vooral op zure zand-, heideen (hoge) veengronden. Het liefst in de volle zon. Maar met een beetje schaduw mag ook wel. In Nederland zijn deze plekken vooral te vinden in Zuid Oost Friesland. Daar heet de vossenbes reade blebberbes. Verder groeien ze graag in Drenthe, Overijssel en Gelderland. Gelukkig is de vossenbes bij ons (nog) geen bedreigde plantensoort. Maar omdat het in Nederland steeds voller wordt, is het totale bestand ervan sinds 1950 achteruit gekacheld met zo'n 25% tot 50%. Buiten Nederland zijn vossenbessen volop te vinden bij onze oosterburen onder de naam Preiselbeere.
In Zweden (lingon), Noorwegen en Denemarken (tytebaer) vallen ze onder het oeroude Germaanse allemansrecht. Dat wil zeggen dat iedereen ze daar in het wild mag plukken. Ook in Polen, de Baltische staten en Karelië aan de Russische Oostzeekust zijn ze te vinden. En reizen wij verder zuidwaarts, dan kunnen we naar hartelust vossenbessen plukken in de bossen en op de hoge veengronden van Slowakije en Oostenrijk. Ook liefhebbers van Wiener Schnitzel met vossenbessenjam komen hier volop aan hun trekken.
Maar het is niet de bedoeling dat je een slaatje slaat uit jouw plukfeest in dat mooie landschap! Want dan kunnen de Oostenrijkse bos- en grenswachters hier wat van zeggen. Helaas zijn er nogal wat mensen die die in de oogst-, herfst- en fruitmaand speciaal naar Oostenrijk reizen om daar de bosbodem en woudzomen af te struinen op bessen, tamme kastanjes en eetbare paddenstoelen om ze thuis op de voedselmarkt te verkopen. Zulke commerciële plundertochten vormen een regelrechte bedreiging voor de soortenrijkdom van Moeder Natuur. Dus denk erom: pluk alleen zóveel vossenbessen als je zélf kunt oppeuzelen. Overigens is het verstandig om al die in het wild geplukte besjes eerst héél goed te wassen. Want misschien heeft een vos er wel even aan gelikt. En als dat beest nou nét een exemplaar is dat last heeft van parasieten, komen die via zijn spuug op die vruchtjes terecht. Dus als jij toevallig zo'n besmet besje oppeuzelt, dan kan jij er behoorlijk ziek van worden.
Verder moet je altijd opletten of er in het bos waar je rondloopt, bordjes staan met de waarschuwing: “Pas op! Gevaar voor hondsdolle vossen! Er is gif gestrooid op de bosbodem.” Kort en goed, misschien is het maar beter om vossenbesjes – en ook al die andere planten en paddestoelen die je daar in het wild ziet groeien – níet te plukken. Wie weet zitten er zelfs zeldzame, en dus beschermde, exemplaren onder. Bekijk al die natuurwondertjes maar op je gemak. En als je wilt, kan je er zelfs mooie foto's van nemen. Bijvoorbeeld voor jouw werkstuk op school. Of voor jouw vakantiealbum thuis. Dan kan je er achteraf nog vaak genoeg van genieten.
Geschreven door Thorwald Eklund